- verplaatsen
- {{verplaatsen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [elders plaatsen] déplacer♦voorbeelden:1 dat is de moeilijkheden verplaatsen • c'est déplacer les problèmeshet tijdstip van aanvang een half uur verplaatsen • décaler l'heure du début d'une demi-heureeen winkel verplaatsen • transférer un magasiniets naar achteren verplaatsen • reculer qc.II 〈wederkerend werkwoord; zich verplaatsen〉1 [zich voortbewegen] se déplacer2 [+ in][zich inleven] se mettre à la place (de qn.)♦voorbeelden:1 zich per vliegtuig verplaatsen • se déplacer en avion2 zich verplaatsen in iemands toestand • se mettre à la place de qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.